Als potloodtekenen mijn Jura was dan zit ik nu in het Krijt.
Er is geen zachter medium mogelijk. Het is bijna boetseren in twee dimensies. En nu we het toch over boetseren hebben, dacht ik meteen aan mijn ‘discussie’ in de galerij. Ik had wat voorstudies liggen, wat een beetje een duur woord is voor schetsen op broodzakken, achterkanten van theatertickets of treintickets en binnenkanten van ontbijtgraandozen. Cowboys van Delaware, een zwemmer bij de Pont du Gare, dansers van Béjart, de kus van Rodin, het borstbeeld van Caligula, een engeltje uit Firenze. Woeste, krachtige of marmeren reisherinneringen en voornamelijk mannen. Die vragen niet om dunne, zachte potloodlijntjes in een schetsblokje maar om ruw papier op zeer groot formaat en pastelkrijt. Ik heb dozen vol kleur maar mijn voorkeur gaat naar zwart, wit, oker, sepia, sanguine, grijs en zwartbruin. Dit krijt wordt van aardepigmenten gemaakt, wat me alweer dichter bij klei en dus boetseren brengt. Met deze zeven kleuren en mijn tien vingers heb ik met grote vegen het krijtstof in het papier gewreven. Het is een bijzonder waarmakende bezigheid om de poriën van een ruw blad papier laag per laag op te vullen met verpulverd krijt en er diepte en dynamiek in te realiseren door te starten met zwart – in sommige gevallen zelfs houtskool – en steeds lichter naar boven te komen tot de laatste laag, wit, die niets meer is dan het licht dat op het beeld valt.
Achteraf helpt alleen nog een douche want het krijt
zit diep in mijn huidporiën, niet alleen van mijn handen maar overal waar ik
met mijn handen aanzit. Heel confronterend te zien hoe vaak ik onbewust mijn
gezicht en hals aanraak wanneer ik teken met krijt en houtskool. Maar die
douche werkt purifiërend. Het is afstand
nemen, loslaten, de twee stappen achteruit zetten om te zien wat het geworden
is.
Altijd wanneer ik met krijt werk, heb ik muziek in
mijn hoofd, meer bepaald Willem Vermandere, met misschien wel het mooiste nummer
ooit:
Rosy schilderde den hemel
met zo woeste meisjeshand
Eindeloos donkere diepe wolken
boven t grauwe polderland
En t schum met t rollend water
de zee die eeuwig ebt en vloed
Dat is de moeder die mie baarde
maar k wil hier weg
ik weet da'k moet
Rosy mengelde de verven
smeirde driftig purper en rood
doeken barstend van verlangen
t is hier al somber
t is hier al dood
Ze tekende wriemelende mensen
zwart in t krit op wit papier
vastgekronkeld leven en lijden
laat mie los k wil weg van hier
Rosy kind van zee en polders
met haar haar van goudgeel vlas
met heure prins ver weg getrokken
t scheen da ze tevreden was
ze tekende nu tierlantijntjes
ook heur gordijntjes waren knap
maar de verf en t groot verlangen
zat in ne koffer onder den trap
van einde en verre kwamen vrienden
Rosy kookte sjish kebab
met ravi schankar en me wierook
gleed den tied onmerkbaar rap
maar hoe onmerkbaar kwam de wrevel
t arme hoofd wierd zacht geveld
wat is t' er van min stoute dromen
wat is t' er van min jong geweld
zal ik weer de verve mengelen
voel ik nog die woeste hand
de prins is dan ook maar vertrokken
en zie bleef alleen in t vreemde land
ach mien kind ach vader ach moeder
min verlangen is zo groot
mor van zwerven en van zoeken
en van onmacht ga ik dood
ah t deert mie zo dakket moe zeggen
Rosy's hoofd da dee zo zeer
Rosy kind van zee en polders
lieve Rosy leeft nie meer
Aan t schum en t rollend water
Aan de zee die eeuwig ebt en vloed
aan de donkere diepe wolken
zeg ik Rosy wees gegroet
met zo woeste meisjeshand
Eindeloos donkere diepe wolken
boven t grauwe polderland
En t schum met t rollend water
de zee die eeuwig ebt en vloed
Dat is de moeder die mie baarde
maar k wil hier weg
ik weet da'k moet
Rosy mengelde de verven
smeirde driftig purper en rood
doeken barstend van verlangen
t is hier al somber
t is hier al dood
Ze tekende wriemelende mensen
zwart in t krit op wit papier
vastgekronkeld leven en lijden
laat mie los k wil weg van hier
Rosy kind van zee en polders
met haar haar van goudgeel vlas
met heure prins ver weg getrokken
t scheen da ze tevreden was
ze tekende nu tierlantijntjes
ook heur gordijntjes waren knap
maar de verf en t groot verlangen
zat in ne koffer onder den trap
van einde en verre kwamen vrienden
Rosy kookte sjish kebab
met ravi schankar en me wierook
gleed den tied onmerkbaar rap
maar hoe onmerkbaar kwam de wrevel
t arme hoofd wierd zacht geveld
wat is t' er van min stoute dromen
wat is t' er van min jong geweld
zal ik weer de verve mengelen
voel ik nog die woeste hand
de prins is dan ook maar vertrokken
en zie bleef alleen in t vreemde land
ach mien kind ach vader ach moeder
min verlangen is zo groot
mor van zwerven en van zoeken
en van onmacht ga ik dood
ah t deert mie zo dakket moe zeggen
Rosy's hoofd da dee zo zeer
Rosy kind van zee en polders
lieve Rosy leeft nie meer
Aan t schum en t rollend water
Aan de zee die eeuwig ebt en vloed
aan de donkere diepe wolken
zeg ik Rosy wees gegroet
Mijn lievelingslied van Vermandere gaat ook over het onvoldane zwerversverlanen: Le tour du monde d'un gamin de Paris.
BeantwoordenVerwijderenHeel mooi. Heel beeldend.
VerwijderenDie zijn echt prachtig!
BeantwoordenVerwijderenWetend van wie dit komt, is dit echt een heel mooi compliment. Ik ga eventjes een kwartiertje zweven en dan terug de echte wereld in. Bedankt Annelies. x
Verwijderen