Eigenlijk
vooral uit verbaasdheid schrijf ik vandaag op dertiendag een stukje folklore.
Op drie dagen tijd kreeg ik vier keer te horen dat ook dit verloren gaat.
“Driekoningen
wat is dat eigenlijk?”
“Driekoningentaart? Is dat weer iets uit Amerika?”
“Driekoningenfeest? Nooit van gehoord.”
“Driekoningen is dat niet carnaval om geld te schooien?”
“Driekoningentaart? Is dat weer iets uit Amerika?”
“Driekoningenfeest? Nooit van gehoord.”
“Driekoningen is dat niet carnaval om geld te schooien?”
In de late
jaren zeventig van de vorige eeuw liepen wij – de buurkinderen en ik – verkleed
door de straten, zingend van huis tot huis. Gehuld in satijnen gewaden en met
veel nepgoud (faux bijoux) , nepmirre (zandbakzand) en nepwierook
(essence-stokjes) en een echt draaiende ster op een hoge stok. De ster draaide
door middel van een koordje. Het was bijna elke keer net voor het aanbellen
ruzie om de ster te mogen laten draaien tijdens het zingen. Altijd was één van
ons potzwart gemaakt met zwartepietenzwart (bij de hand want slechts een maand
geleden nog maar opgediept uit de attributenkist), één was karamel-bruin met
behulp van een zware pré-zonnebankentijdperk-fond-de teint, met een schoon
zwart ringbaardje (overschot sponsje van zwartepietenzwart) en één was
waterverf-geel met een dun
oogpotloodsikje op de kin en hele mooie eyeliner-spleetogen. De hoofddeksels waren vooral tulbanden en
goudpapieren kronen versierd met nepjuwelen. We waren zo mooi en zo haveloos
als de driekoningen op de vele prentjes die Anton Pieck tekende over dit
Vlaamse en Nederlandse volksgebruik.
Driekoningen
dus. Eerst een beetje geschiedkundige achtergrond. Gek genoeg staat er nergens
in de bijbel ook maar een zin over de drie koningen. Het feest zelf ontstond pas
in de vierde eeuw in het oosterse christendom. Oorspronkelijk was het het
geboortefeest van kindje Jezus, de openbaring aan de wereld, vandaar het
synoniem voor driekoningen: Epifanie. De kerk van het Latijnse ritus vierde de
geboorte van kindje Jezus echter al op 25 december, omdat ze toen 6 januari ook als
feestdag over namen, vierden ze op die dag dan maar de aanbidding van de wijzen uit het
Oosten. In de derde eeuw maakten men er drie wijzen van, met drie geschenken
(goud, wierook en mirre). Tertullianus, die van de ‘triniteit’, die dus al een meer
dan gewone voorkeur had voor ‘drie’ maakte er bovendien meteen drie koningen
van. En die driekoningen waren een onuitputtelijke inspiratiebron voor de
volksverhalen. Pas vanaf de achtste eeuw krijgen ze echter hun namen: Caspar,
Melchior en Balthasar. Elk jaar moesten we bij die ene buurman, met zijn vrouw
die leek op een oudere versie van Marilyn Monroe, eerst die drie namen opnoemen
en dan zeggen wie we waren voor we overstelpt werden met speculoosjes die hij
het hele jaar door bij elkaar spaarde bij de uithuizige koffietjes die hij nuttigde. We kregen ook
altijd vijf frank om te delen onder ons drie, wat altijd voor het volgende
discussieonderwerp zorgde wanneer we weer buiten op straat stonden. De ster
draaien werd opeens een stuk minder belangrijk.
Driekoningen is zowel een Katholiek als een Protestants feest maar zoals je hoort in de Protestantse versie van de liedje Nu zijt wellekome zijn de koningen bij de Protestanten wel gewoon wijzen en bij de Katholieken koningen.
http://nl.wikipedia.org/wiki/Nu_zijt_wellekome
Driekoningen is zowel een Katholiek als een Protestants feest maar zoals je hoort in de Protestantse versie van de liedje Nu zijt wellekome zijn de koningen bij de Protestanten wel gewoon wijzen en bij de Katholieken koningen.
http://nl.wikipedia.org/wiki/Nu_zijt_wellekome
Wij zongen
het eenvoudige liedje:
Drie
koooningen, drie koooningen,geef mij nen nieuwen (h)oed.
Mijnen ouwen is verslee-eeten,
mijn moeder mag 't nie wee-eeten.
Mijn vader heeft het geld,
op de rooster geteld.
En omdat we niet eerlijk waren tegen onze moeder (mijn moeder mag het
niet weten) en onze vader betichten van lichtzinnig om te gaan met geld (mijn
vader heeft het geld op de rooster geteld) werden we logischerwijze beloond met geld en snoep. Om al die schatten te dragen, hadden we een zak bij en om te zien waar
we strompelden met die lange satijnen gewaden die voordien nog slaapgoed van
onze moeders waren of voeringen van onze
vaders jassen hadden we een lampion bij die tegen het einde van de avond zo
heet was dat je die amper nog kon vasthouden.
Op het eind van zo’n avond kwamen we hees gezongen en verkleumd thuis.
Drie vaste elementen die verdere avond waren – in volgorde van belangrijkheid
en zodoende ook van uitvoering: de buit tellen en verdelen, die verdomde vijf
frank van de buurman maakte dat altijd een hekel moment, daarna hete chocolademelk drinken
om op te warmen en daarna de driekoningentaart met de boon. Terwijl de moeders
met keukenpapier en Nivea ons gezicht weer blank maakten, aten we met zuinige
hapjes de taart, bang gemaakt door vader die gruwelverhalen deed over kinderen
die gulzig taart én boon binnenspeelden en stikten in hun hebzucht in plaats
van koning van de avond te zijn. De bonen waren toen meestal een plastiek
kindje Jezusje dat in een bochtje lag, als had het een krampje in zijn zij. Omdat
het onze iedere keer opnieuw gebruikt werd, had het al wat melktand-afdrukjes in
zijn lijfje. Maar de opwinding om het kleine prutske te voelen in je mond
tussen de vele ontgoochelende stukjes suiker en andere bakklonters maakte het
zo spannend dat ik me meer de opwinding dan de smaak van zo’n ouderwetse driekoningentaart
kan herinneren. Ondanks dat we allemaal net een hele avond met een kroon op
hadden gelopen, was de driekoningentaartkroon het hoogtepunt. De onze was een
voorgedrukt exemplaar dat we jaren tevoren hadden uitgeknipt uit een
knutselvel. Het was van zeer inferieur papier - hetzelfde papier van goedkope paperbacks
– en de kleurendruk beperkte zich tot monochroom geel. Maar de krullen erop
waren royaal en de geur van oud papier en vanille is er één die ik me nu nog
altijd herinner.
De dagen worden vanaf nu
merkbaar langer.
De kerstboom moet afgetuigd, langer dan dertien dagen na Kerst brengt ongeluk.
Alle ramen en deuren moeten open gezet worden want wind door het huis op driekoningen brengt geluk. Komt goed uit want dan kan je meteen die ongeluk brengende kerstboom buiten zetten.
Met wijwater – driekoningenwater, gezegend op de avond voor driekoningen en daarmee het beste wijwater dat bestaat - worden huizen vandaag gezegend en daarna wordt er met krijt op de deur geschreven: C+M+B om het kwaad op afstand te houden. Het betekent eigenlijk Christus Mansionem Benedicat – Christus zegene dit huis. Zou het toeval zijn dat het ook de eerst letters van de namen van de drie koningen zijn?
De kerstboom moet afgetuigd, langer dan dertien dagen na Kerst brengt ongeluk.
Alle ramen en deuren moeten open gezet worden want wind door het huis op driekoningen brengt geluk. Komt goed uit want dan kan je meteen die ongeluk brengende kerstboom buiten zetten.
Met wijwater – driekoningenwater, gezegend op de avond voor driekoningen en daarmee het beste wijwater dat bestaat - worden huizen vandaag gezegend en daarna wordt er met krijt op de deur geschreven: C+M+B om het kwaad op afstand te houden. Het betekent eigenlijk Christus Mansionem Benedicat – Christus zegene dit huis. Zou het toeval zijn dat het ook de eerst letters van de namen van de drie koningen zijn?
Maak er alvast een mooie zondag
van. De feestdagen zijn voorbij. Wij eten voorzichtig onze
driekoningentaart en maken vandaag het huis langzaam maar zeker Kerstvrij.
http://www.youtube.com/watch?v=qicbp1Zc6XM
Het bijbelse geboortverhaal van Jezus verwijst op oud joodse manier naar de niet-joodse wijze Bileam (vgl buitenlandse wijzen) die door zijn niet-joodse koning (vl Edomiet Herodes) gedwongen wordt het langskomende Israel te vervloeken. Hij spreekt geen vloek, maar een zegen uit, dat uit Israel een ster en een scepter oprijst(vkl superstar en babykoning Jezus).
BeantwoordenVerwijderenVind het vervelnd anoniem te reageren. De vorige reactie is van PC-oen Joost Tibosch sr, die zich alleeen zo bekens kan maken.
BeantwoordenVerwijderen