donderdag 6 september 2012

Das Veilchen

En omdat ik het vandaag de hele dag al aan het beluisteren ben, even een muzikaal intermezzo voor jullie.
 
Das Veilchen - zie hieronder voor de tekst en de vertaling - is het enige lied van Mozart op een tekst van Goethe. En - voor de muziek-leek - is het meest opmerkelijke misschien wel dat Mozart de sublieme slotlijn er zelf bij geschreven heeft. Voor de muziekkenners verwijs ik naar hier om de overige genialiteit te ontdekken van dit schijnbaar eenvoudig kinderlijk liedje. Voor iedereen die zelf zingt, wil ik alvast met een understatement meegeven dat het moeilijk is. De muziek zelf vertelt het verhaal boven, naast, onder en achter de zanger en onderstreept hier en daar maar telkens zeer nadrukkelijk een stelling wat de timing cruciaal maar praktisch onuitvoerbaar maakt. Vooral het tweede deel en het derde deel zit zo ingewikkeld in elkaar dat je alleen maar voor de rest van je leven diegenen - zoals mijn persoonlijke favoriet: Kathleen Battle - die Das Veilchen schijnbaar moeiteloos zingen, eindeloos kan bewonderen.
Das Veilchen (Goethe/Mozart)
Ein Veilchen auf der Wiese stand,
gebückt in sich und unbekannt;
es war ein herzigs Veilchen.
Da kam ein' junge Schäferin
mit leichtem Schritt und munterm Sinn
daher, daher,
die Wiese her und sang.

Ach! denkt das Veilchen, wär' ich nur
die schönste Blume der Natur,
ach, nur ein kleines Weilchen,
bis mich das Liebchen abgepflückt
und an dem Busen matt gedrückt,
ach, nur, ach nur
ein Viertelstündchen lang!

Ach, aber ach! Das Mädchen kam
und nicht in acht das Veilchen nahm,
ertrat das arme Veilchen.
Es sank und starb, und freut' sich noch:
und sterb' ich denn, so sterb' ich doch
durch sie, durch sie,
zu ihren Füßen doch!

Das arme Veilchen! es war ein herzigs Veilchen.
Het viooltje (vertalingspoging)
’n Viooltje op de weide stond,
onmerkbaar in zichzelf gekromd,
het was een lief viooltje.
Daar kwam een jonge herderin
met lichte tred en blij van zin,
daarheen, daarheen,
de weide door en zong.

Ach... denkt ‘t viooltje, was ik maar,
al was het dan heel even maar,
van de natuur, de mooiste,
totdat mijn liefste mij dan plukt
en aan haar boezem heeft gedrukt.
Ach maar, ach maar
een hemels kwartier lang!

Ach, nog eens ach! Het meisje dat,
geen oog voor het viooltje had,
vertrapte ‘t arme viooltje.
Het zonk, en stierf, verheugd' zich nog:
En sterf ik dan, dan sterf ik toch
door haar, door haar,
En aan haar voeten toch.

Het arm viooltje, het was zo’n lief viooltje.
 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten